The list of stop words

The following is a list of stop words that are frequently used in dutch language.

Where these stops words normally include prepositions, particles, interjections, unions, adverbs, pronouns, introductory words, numbers from 0 to 9 (unambiguous), other frequently used official, independent parts of speech, symbols, punctuation. Relatively recently, this list was supplemented by such commonly used on the Internet sequences of symbols as www, com, http, etc.

There are 2 views of stop words for dutch language: table and list. Just use the view which is the most convenient to you.

For the external usage, you can always download stop words for dutch as XML, TXT or JSON formats.

 Json  Xml  Txt
1 aan
2 aangaande
3 aangezien
4 achter
5 achterna
6 af
7 afgelopen
8 al
9 aldaar
10 aldus
11 alhoewel
12 alias
13 alle
14 allebei
15 alleen
16 als
17 alsnog
18 altijd
19 altoos
20 ander
21 andere
22 anders
23 anderszins
24 behalve
25 behoudens
26 beide
27 beiden
28 ben
29 beneden
30 bent
31 bepaald
32 betreffende
33 bij
34 binnen
35 binnenin
36 boven
37 bovenal
38 bovendien
39 bovengenoemd
40 bovenstaand
41 bovenvermeld
42 buiten
43 daar
44 daarheen
45 daarin
46 daarna
47 daarnet
48 daarom
49 daarop
50 daarvanlangs
51 dan
52 dat
53 de
54 die
55 dikwijls
56 dit
57 door
58 doorgaand
59 dus
60 echter
61 een
62 eer
63 eerdat
64 eerder
65 eerlang
66 eerst
67 elk
68 elke
69 en
70 enig
71 enigszins
72 enkel
73 er
74 erdoor
75 even
76 eveneens
77 evenwel
78 gauw
79 gedurende
80 geen
81 gehad
82 gekund
83 geleden
84 gelijk
85 gemoeten
86 gemogen
87 geweest
88 gewoon
89 gewoonweg
90 haar
91 had
92 hadden
93 hare
94 heb
95 hebben
96 hebt
97 heeft
98 hem
99 hen
100 het
101 hierbeneden
102 hierboven
103 hij
104 hoe
105 hoewel
106 hun
107 hunne
108 ik
109 ikzelf
110 in
111 inmiddels
112 inzake
113 is
114 je
115 jezelf
116 jij
117 jijzelf
118 jou
119 jouw
120 jouwe
121 juist
122 jullie
123 kan
124 klaar
125 kon
126 konden
127 krachtens
128 kunnen
129 kunt
130 later
131 liever
132 maar
133 mag
134 me
135 meer
136 men
137 met
138 mezelf
139 mij
140 mijn
141 mijnent
142 mijner
143 mijzelf
144 misschien
145 mocht
146 mochten
147 moest
148 moesten
149 moet
150 moeten
151 mogen
152 na
153 naar
154 nadat
155 net
156 niet
157 noch
158 nog
159 nogal
160 nu
161 of
162 ofschoon
163 om
164 omdat
165 omhoog
166 omlaag
167 omstreeks
168 omtrent
169 omver
170 onder
171 ondertussen
172 ongeveer
173 ons
174 onszelf
175 onze
176 ook
177 op
178 opnieuw
179 opzij
180 over
181 overeind
182 overigens
183 pas
184 precies
185 reeds
186 rond
187 rondom
188 sedert
189 sinds
190 sindsdien
191 slechts
192 sommige
193 spoedig
194 steeds
195 tamelijk
196 te
197 tenzij
198 terwijl
199 thans
200 tijdens
201 toch
202 toen
203 toenmaals
204 toenmalig
205 tot
206 totdat
207 tussen
208 uit
209 uitgezonderd
210 vaakwat
211 van
212 vandaan
213 vanuit
214 vanwege
215 veeleer
216 verder
217 vervolgens
218 vol
219 volgens
220 voor
221 vooraf
222 vooral
223 vooralsnog
224 voorbij
225 voordat
226 voordezen
227 voordien
228 voorheen
229 voorop
230 vooruit
231 vrij
232 vroeg
233 waar
234 waarom
235 wanneer
236 want
237 waren
238 was
239 wat
240 we
241 weer
242 weg
243 wegens
244 wel
245 weldra
246 welk
247 welke
248 wie
249 wiens
250 wier
251 wij
252 wijzelf
253 zal
254 ze
255 zei
256 zelfs
257 zichzelf
258 zij
259 zijn
260 zijne
261 zo
262 zodra
263 zonder
264 zou
265 zouden
266 zowat
267 zulke
268 zullen
269 zult
aan
aangaande
aangezien
achter
achterna
af
afgelopen
al
aldaar
aldus
alhoewel
alias
alle
allebei
alleen
als
alsnog
altijd
altoos
ander
andere
anders
anderszins
behalve
behoudens
beide
beiden
ben
beneden
bent
bepaald
betreffende
bij
binnen
binnenin
boven
bovenal
bovendien
bovengenoemd
bovenstaand
bovenvermeld
buiten
daar
daarheen
daarin
daarna
daarnet
daarom
daarop
daarvanlangs
dan
dat
de
die
dikwijls
dit
door
doorgaand
dus
echter
een
eer
eerdat
eerder
eerlang
eerst
elk
elke
en
enig
enigszins
enkel
er
erdoor
even
eveneens
evenwel
gauw
gedurende
geen
gehad
gekund
geleden
gelijk
gemoeten
gemogen
geweest
gewoon
gewoonweg
haar
had
hadden
hare
heb
hebben
hebt
heeft
hem
hen
het
hierbeneden
hierboven
hij
hoe
hoewel
hun
hunne
ik
ikzelf
in
inmiddels
inzake
is
je
jezelf
jij
jijzelf
jou
jouw
jouwe
juist
jullie
kan
klaar
kon
konden
krachtens
kunnen
kunt
later
liever
maar
mag
me
meer
men
met
mezelf
mij
mijn
mijnent
mijner
mijzelf
misschien
mocht
mochten
moest
moesten
moet
moeten
mogen
na
naar
nadat
net
niet
noch
nog
nogal
nu
of
ofschoon
om
omdat
omhoog
omlaag
omstreeks
omtrent
omver
onder
ondertussen
ongeveer
ons
onszelf
onze
ook
op
opnieuw
opzij
over
overeind
overigens
pas
precies
reeds
rond
rondom
sedert
sinds
sindsdien
slechts
sommige
spoedig
steeds
tamelijk
te
tenzij
terwijl
thans
tijdens
toch
toen
toenmaals
toenmalig
tot
totdat
tussen
uit
uitgezonderd
vaakwat
van
vandaan
vanuit
vanwege
veeleer
verder
vervolgens
vol
volgens
voor
vooraf
vooral
vooralsnog
voorbij
voordat
voordezen
voordien
voorheen
voorop
vooruit
vrij
vroeg
waar
waarom
wanneer
want
waren
was
wat
we
weer
weg
wegens
wel
weldra
welk
welke
wie
wiens
wier
wij
wijzelf
zal
ze
zei
zelfs
zichzelf
zij
zijn
zijne
zo
zodra
zonder
zou
zouden
zowat
zulke
zullen
zult